De afgelopen jaren hebben meerdere ongevallen in de bouw plaatsgevonden, waarbij het falen van een constructieonderdeel tot instorten van de gehele constructie heeft geleid. De ingestorte betonvloer in de B-Tower in Rotterdam (2010), het ingestorte dak van het Grolsch Vestestadion (2011) en het hijsongeval in Alphen aan den Rijn (2015) zijn enkele incidenten die nog zeker goed in het geheugen liggen. Meer recent zijn het instorten van een deel van een parkeergarage in Eindhoven in mei 2017 en het deels instorten van een vloer in een parkeergarage in Wormerveer in september 2018.
Wat opvallend is, zeker bij de laatste twee incidenten, is dat in de media heel snel de oorzaak van de incidenten werd gelegd bij het eenzijdig falen van een constructie-element.
Bij de eerste van de twee casussen, het instorten van een gedeelte van de parkeergarage In Eindhoven, is geconcludeerd dat het legplan van de vloerplaten anders was dan gebruikelijk is in vergelijkbare projecten. De vloerplaten die gebruikt zijn, zijn breedplaatvloeren. Dit is een type prefab betonvloer, waarbij de onderste wapening ingestort in een betonlaag als platen worden geleverd op de bouwplaats en de druklaag van de vloer in-situ op de onderste laag wordt gestort. Tussen naastliggende vloeren zitten naden, die door koppelwapening aan elkaar bevestigd moeten worden om samen met de stortlaag de algehele constructieve draagkracht te kunnen garanderen. Door het kwartslag draaien van de vloerplaten kwamen deze naden te liggen op het punt waar de vloer het meeste doorbuigt. De consequenties van de verandering van dit ontwerp zijn daarna niet voldoende erkend. Er is namelijk te weinig aandacht besteed aan de lengte van de koppelwapening, waardoor deze te kort is uitgevoerd. Hierdoor ontstond een kritisch ontwerp. De extra belasting door het grote temperatuurverschil tussen de bovenkant en onderkant van de vloerplaten op de bovenste verdieping heeft er uiteindelijk toe geleid dat de vloerplaten op die verdieping instortte en leidde tot het instorten van de ondergelegen verdiepingsvloeren. Wat hieruit geconcludeerd kan worden is dat het constructieprincipe op zichzelf niet incorrect was, maar dat deze verkeerd is uitgevoerd. Meer een bouwfout dus in plaats van een constructieve fout.
Wat ook onderbelicht is door de media is dat tijdens de bouwwerkzaamheden al signalen waren dat de vloerconstructie qua constructieve veiligheid niet voldeed. Er was namelijk op meerdere plekken scheurvorming in de vloeren en wateraccumulatie te midden van de overspanning van de vloeren waar te nemen. Zaken waar onvoldoende is op geacteerd door de betrokken partijen.
De tweede, meer recente, casus is het instorten van een gedeelte van een vloer in een parkeergarage in Wormerveer. Hier is geen vergelijkbare constructie toegepast als bij de parkeergarage in Eindhoven, maar een frame constructie van stalen liggers en kolommen toegepast, waarop een betonnen vloer bestaande uit kanaalplaatvloeren is opgelegd. Een stalen ligger is constructief gefaald waardoor een gedeelte van de bovengelegen betonnen vloer is ingestort. Een analyse van de oorzaak laat nog duidelijker zien dat de oorzaak van het instorten van de constructie, een diepere oorzaak had dan het eenzijdig falen van een constructie-element. Er is in het bouwtraject meerdere malen geconstateerd dat de bouw van de staalconstructie tekortkomingen had en dat er gebouwd werd zonder dat er berekeningen en tekeningen bij de gemeente bekend waren. Dit heeft zelfs geresulteerd in een algehele bouwstop door de gemeente. Echter is de bouwer niet de enige die steken heeft laten vallen in de toezicht functie die het heeft te vervullen. De gemeente liet na om na de bouwstop de tekeningen en documenten te controleren op de bouwplaats.
Een zaak wat opvalt in de laatste twee casussen is het gebrek aan kennis en kunde in bepaalde aspecten van de bouwcyclus. Bij de bouw van de parkeergarage in Eindhoven was het verkeerd toepassen van een constructie element, een bouwfout dus, de oorzaak van het instorten van de constructie. Ook bij de bouw van de parkeergarage in Wormerveer zijn er aantoonbaar fouten gemaakt tijdens de bouwfase. Wat hiernaast een bijkomend feit is, is dat in beide projecten de betrokken partijen, de aannemer, de opdrachtgever en toezichthouder te kort zijn gekomen in het controleren van de kwaliteit en de uitvoering van de bouw.
Je kan je dan ook niet van de indruk ontdoen dat het onderliggende probleem ligt in het feit dat dergelijke bouwprojecten op zo een manier worden aanbesteed dat meerdere onderaannemers samen werken aan een project, zonder dat er een centrale partij is die zicht heeft op de risico’s van het gehele project. Daarnaast worden dergelijke projecten gegund aan partijen op basis van laagste prijs, waardoor het aspect kwaliteit en veiligheid onderbelicht wordt. Er is een te grote druk om té veel te bouwen, met té weinig mankracht met voldoende kennis en kunde. Als er door de verschillende branches dan ook niet snel geleerd wordt van deze incidenten en er verbeteringen worden aangedragen voor de toekomst, is het niet lang wachten op een volgend bouwincident.